Voor export van dual-use goederen naar landen buiten de Europese Unie gelden strenge regels, zo is er onder andere een vergunning nodig. Dit staat beschreven in de Europese dual-use Verordening (EG) nr. 2021/821.
Dual-use goederen kunnen een bedreiging vormen voor de volksgezondheid, diergezondheid of omgeving. Vanwege de internationale veiligheid gelden strenge regels voor de export en doorvoer van dual-use goederen. Deze zijn gebaseerd op de Europese dual-use Verordening (EG) nr. 2021/821. Op 20 mei 2021 publiceerde de Europese Unie deze herziene goederenlijst dual-use Verordening (EG) 2021/821 welke de oude verordening 428/2009 vervangt. Voor export van dual-use goederen naar landen buiten de Europese Unie is een vergunning nodig.
Export vergunning aanvragen
Een vergunning kan aangevraagd worden bij de Centrale Dienst voor In- en Uitvoer (CDIU) van de Douane. Bij aanvragen voor dual-use goederen toetsen de CDIU en BZ of het civiele gebruik van de te exporteren goederen voldoende zeker is. Ze toetsen op de combinatie van goederen, klant en eventuele tussenpersoon, en het opgegeven eindgebruik. Wilt u van tevoren weten of u in aanmerking komt voor een exportvergunning? Dan kunt u een sondage (proefaanvraag) indienen bij de CDIU. Die kan u al aanvragen voordat het contract is getekend.
Handboek Strategische goederen en diensten
In het Handboek ‘Strategische goederen en diensten’ van het Ministerie van Buitenlandse Zaken staat welke wetten en regelingen bij de exportcontrole horen. In dit Handboek is een overzicht opgenomen van dual-use micro-organismen en toxines. Verder staat in het handboek beschreven hoe bij de CDIU een uitvoervergunning kan worden aangevraagd.
Europese dual-use Verordening
De Europese dual-use Verordening bevat een lijst van goederen die als dual-use worden gekenmerkt en waarvoor een vergunningsregeling geldt. In de Verordening (Artikel 2) zijn dit producten, met inbegrip van programmatuur en technologie, die zowel een civiele als een militaire bestemming kunnen hebben. Met uitvoer van producten wordt mede bedoeld: ‘de overdracht van programmatuur of technologie door middel van elektronische media, met inbegrip van faxapparaten, telefoon, elektronische post of elk ander elektronisch middel’. Vergunningsregelingen voor overdracht van technologie zijn niet van toepassing op informatie die voor iedereen beschikbaar is, en op fundamenteel wetenschappelijk onderzoek.
De lijst met dual-use goederen is ingedeeld in tien categorieën, waaronder categorie 1: materialen, chemicaliën, micro-organismen en toxines. In deze categorie worden de volgende micro-organismen en toxines genoemd:
1C351 - Pathogenen voor mensen en dieren en “toxinen”, als hieronder:
- a) Virussen, natuurlijk, versterkt of gemodificeerd, in de vorm van „geïsoleerde levende culturen“ of als materiaal met inbegrip van levend materiaal dat opzettelijk met dergelijke culturen is geïnoculeerd of besmet,
- b) Rickettsiën, natuurlijk, versterkt of gemodificeerd, in de vorm van „geïsoleerde levende culturen“ of als materiaal met inbegrip van levend materiaal dat opzettelijk met dergelijke culturen is geïnoculeerd of besmet,
- c) Bacteriën, natuurlijk, versterkt of gemodificeerd, in de vorm van geïsoleerde levende culturen of als materiaal met inbegrip van levend materiaal dat opzettelijk met dergelijke culturen is geïnoculeerd of besmet,
- d) Toxinen,alsmede subeenheden van toxinen
- e) Schimmels, natuurlijk, versterkt of gemodificeerd, in de vorm van „geïsoleerde levende culturen“ of als materiaal met inbegrip van levend materiaal dat opzettelijk met dergelijke culturen is geïnoculeerd of besmet.
1C353 - Genetische elementen en genetisch gemodificeerde organismen, als hieronder:
- ‘Genetisch gemodificeerde organismen’ bevattende, of ‘genetische elementen’ die coderen voor, een van het volgende:
- 1. een gen of genen dat/die specifiek is of zijn voor een virus als bedoeld in 1C351.a. of 1C354.a.;
- 2. een gen of genen dat/die specifiek is of zijn voor een bacterie als bedoeld in 1C351.c. of 1C354.b. of een schimmel als bedoeld in 1C351.e. of 1C354.c. en:
- a. die op zichzelf of via de door transcriptie of translatie ontstane producten een aanzienlijk gevaar voor de gezondheid van mensen, dieren of planten oplevert; of
- b. die ‘pathogeniciteit kan veroorzaken of versterken’; of
- 3. een van de “toxinen” bedoeld in 1C351.d. of “sub-eenheden van toxinen” daarvan.
1C354 - Plantpathogenen, als hieronder:
- a) Virussen, natuurlijk, versterkt of gemodificeerd, in de vorm van geïsoleerde levende culturen of als materiaal met inbegrip van levend materiaal dat opzettelijk met dergelijke culturen is geïnoculeerd of besmet,
- b) Bacteriën, natuurlijk, versterkt of gemodificeerd, in de vorm van „geïsoleerde levende culturen“ of als materiaal dat opzettelijk met dergelijke culturen is geïnoculeerd of besmet,
- c) Schimmels, natuurlijk, versterkt of gemodificeerd, in de vorm van „geïsoleerde levende culturen“ of als materiaal dat opzettelijk met dergelijke culturen is geïnoculeerd of besmet.
Technische noten:
1. ‘Genetisch gemodificeerde organismen’ omvatten organismen waarvan de nucleïnezuursequenties zijn gecreëerd of veranderd door opzettelijke moleculaire manipulatie.
2. ‘Genetische elementen’ omvatten onder andere chromosomen, genomen, plasmiden, transposons, vectoren en geïnactiveerde organismen die terugwinbare nucleïnezuurfragmenten bevatten, die al dan niet genetisch gemodificeerd, of geheel of gedeeltelijk chemisch gesynthetiseerd. Voor de toepassing van de controle van genetische elementen worden nucleïnezuren van een geïnactiveerd organisme, virus of monster geacht terugwinbaar te zijn indien de inactivering en voorbereiding van het materiaal bestemd is voor de bevordering van de isolatie, zuivering, amplificatie, opsporing of identificatie van nucleinezuur of indien daarvan bekend is dat te doen.
3. Onder ‘pathogeniciteit veroorzaken of versterken’ wordt verstaan: wanneer het waarschijnlijk is dat het vermogen van een recipiënt organisme om te worden gebruikt voor het opzettelijk veroorzaken van ziekte of sterfte, wordt mogelijk gemaakt of versterkt door de insertie of integratie van een nucleïnezuursequentie. Dit omvat wijzigingen van, onder andere: virulentie, overdraagbaarheid, stabiliteit, besmettingsweg, gastheerbereik, reproduceerbaarheid, vermogen om het immuunsysteem van de gastheer te ontwijken of onderdrukken, resistentie tegen medische tegenmaatregelen of opspoorbaarheid.