Er bestaat geen universele handleiding over het beoordelen en managen van risico’s van potentieel dual-use onderzoek. Wel zijn er een aantal relevante documenten over dual-use beoordeling, belicht vanuit verschillende perspectieven en kaders welke hiernaast staan weergegeven.

Het beoordelen en het managen van dual-use risico’s is veelzijdig en omvat meerdere doelen, meerdere belanghebbenden en verschillende beheersinstrumenten en -mechanismen. De potentiële risico’s en mogelijke voordelen dienen afgewogen te worden. Maar hoe zwaar wegen alle aspecten? Voor de beoordeling en implementatie van effectieve risicobeheersmaatregelen is het belangrijk om waarden en principes vast te stellen zoals genoemd in het WHO document ‘Global guidance framework for the responsible use of the life sciences’. Deze kunnen dienen als een gemeenschappelijke taal tussen belanghebbenden wanneer sociale, culturele en religieuze overtuigingen en ethische waarden uiteenlopen. 

Over het algemeen geldt dat een eerste belangrijke stap in dual-use beoordeling is dat wetenschappers zich bewust zijn dat hun onderzoek mogelijk risico’s met zich mee kan brengen. Bewustwording kan enerzijds vergroot worden door onderwijs en training, maar anderzijds ook door contact met directe collega’s of de Biorisk Management Advisor  (BMA) van de organisatie. Onderzoekers die zich bewust zijn van mogelijke dual-use risico’s zijn vaak beter in staat om dergelijke risico’s te identificeren. 

Fase 1

Monitoren en identificeren dual-use risico’s

Monitoring en identificatie van dual-use risico’s vormt de eerste fase in de beoordeling. De Dual-Use Quickscan kan hierbij helpen, aangezien deze tool specifiek is ontwikkeld voor de onderzoeker om snel en efficiënt het onderzoek te toetsen op mogelijke risico’s. De tool kan gedurende elk moment in het onderzoek gebruikt worden, vanaf subsidieaanvraag tot aan uiteindelijke publicatie van het onderzoek. De BMA kan inschatten voor wie binnen de organisatie de Dual-Use Quickscan relevant is. De vragen in de tool zijn met name bedoeld om het gedachtenproces over mogelijke dual-use aspecten aan het onderzoek te stimuleren en kunnen daarmee het startpunt vormen voor een gesprek over het mogelijke dual-use karakter van het onderzoek. Daarnaast kunnen de resultaten ook besproken worden met directe collega’s met als doel om bewustwording te creëren rondom dual-use aspecten van het onderzoek. Hiermee wordt de bewustwording breder getrokken binnen de afdeling of onderzoeksgroep dan alleen over het onderzoek in kwestie. 

Na het invullen van de tool kunnen de resultaten gedeeld worden met de BMA. Indien de resultaten geen aanleiding geven om te veronderstellen dat er mogelijk dual-use aspecten kleven aan het onderzoek, dan hoeft fase 2 niet gestart te worden. Is de onderzoeker of BMA echter van mening dat er mogelijk dual-use risico’s zijn, dan kan fase twee gestart worden. De Dual-Use Quickscan dient met periodiek ingevuld worden voor een adequate monitoring en optimaal bewustzijn.

Fase 2

Dual-use risicobeoordeling in overleg met de BMA

In deze tweede fase kan de onderzoeker samen met de BMA overleggen om de resultaten van de Dual-Use Quickscan in meer detail te bespreken. In dit gesprek kan worden bezien of er inderdaad dual-use aspecten aan het onderzoek verbonden zijn. Het doel van de dual-use beoordeling die de BMA uitvoert, is om de mogelijke dual-use aspecten van het onderzoek te onderbouwen, en of de organisatie het onderzoek kan, mag en wil uitvoeren. Hiervoor worden de mogelijke voordelen van het onderzoek afgezet tegen de risico’s van het onderzoek. In dit overleg kan een risicobeoordeling worden uitgevoerd en worden besproken welke mogelijke risicomanagement maatregelen kunnen worden genomen om het onderzoek in goede banen te leiden en het dual-use karakter te minimaliseren. Naar verwachting zal een organisatie jaarlijks voor een aantal onderzoeken deze fase uitvoeren.

Fase 3

Escalatie dual-use risicobeoordeling 

Indien er in de tweede fase geen eenduidige oplossing of conclusie gevonden kan worden, of als er twijfel is over het mogelijke dual-use karakter, of wanneer er geen adequate risicobeoordeling of risicomanagement maatregelen kunnen worden uitgevoerd, dan kan de derde fase gestart worden. In deze fase kan er een (ad hoc) interne commissie (Biorisk Management Commissie, BMC, zoals beschreven in ISO 35001:2019 ) gevormd worden die bestaat uit onafhankelijke onderzoeker(s), BMA, management en eventueel aangevuld met andere disciplines (virologie, ethiek, beleid, communicatie etc). Deze commissie kan in samenspraak met de directie mandaat hebben om een beslissing te kunnen nemen over de doorgang of aanpassing van het onderzoek. De interne commissie kan desgewenst ondersteuning krijgen van Bureau Biosecurity. Naar verwachting zal deze fase zelden  plaatsvinden en zal alleen bedoeld zijn voor uitzonderlijke gevallen.